Tijd, het blijft een raar gegeven.
Een constante, maar tijd kan tergend langzaam gaan of net pijnlijk snel. Het is vaak niet te bevatten als je terugdenkt aan het verleden. Is het echt al zo lang geleden? Het lijkt net gisteren dat je na een ware weeënstorm in mijn armen lag. Perfect volmaakt. Ons leven samen moest nog geschreven worden.
Wie het heeft beslist, ik weet het niet… maar ons verhaal kwam snel tot een eind. Die bewuste nacht, zondag op maandag, ik zie alles nog zo voor mij. Jij in je wiegje, ik doodop in slaap in de zetel. En dan begon je te huilen, zoals zo vaak, mijn kleine huilbaby. Wat kon jij toch vaak huilen, dat had je wel van je mama.
Maar mocht je weten wat ik zou willen geven om je nog één keer te horen huilen. Honger dacht ik, dus ik nam je bij mij. Even rust, terug in je wiegje, opnieuw huilen. Terug bij mij, je bleef nog even huilen en toen stil. Beide in slaap gevallen, dacht ik toen…
Had ik maar niet beter… ik vraag het me nog steeds af, het blijft knagen. Maandagochtend, ik ging terug aan het werk, jij sliep nog. Jou bij meter gebracht. Enkele uren later telefoon, of ik meteen kon komen. Je zag zo grauw en je sliep nog steeds. Naar spoed dan maar, ik zie nog flarden voor mij, alles ging zo snel. Het beeld van de verpleegster met jou in de armen onderweg naar de scan, dat staat op mijn netvlies gebrand. Ze dachten aan uitdroging. Oef! Is het dat maar? Dat komt wel goed. Maar toch naar Zottegem, daar is er een kinderafdeling. Ben ik zelf naar daar gereden of was het met een ziekenwagen, ik weet het niet meer.
Tijd, weet je wel, doet je ook soms dingen vergeten, vaak meer dan me lief is.
Daar werd de grond van onder mijn voeten geveegd. Hersenvliesontsteking. Maar er was hoop, op de scan was nog niets te zien. En de medicijnen bleken aan te slaan. Je zag weer baby roze, maar jouw mooie oogjes had ik nog niet gezien, die bleven toe.
Woensdag moest je wakker worden, zei de dokter, anders moest je naar Gent. Maar woensdag sliep je nog steeds. Nog een laatste scan voor je naar Gent ging, ook die was oké. Jij ging met de ziekenwagen, afdeling midcare. Ik moest spulletjes van jou ophalen thuis en dan ook meteen naar Gent. Daar aangekomen was je niet op de midcare, je lag al op de PICU, intensieve zorg. De dokter roept me apart in een piepklein kamertje. Ik moet me voorbereiden, zegt ze. Voorbereiden op een leven zonder jou. Jouw hartje was onderweg gestopt en bij aankomst een MRI. Toen bleek dat meer dan de helft van jouw hersentjes reeds afgestorven waren. Je kon niet meer zien, praten of horen. Het deeltje dat van jou maakt wie je bent, was ook weg.
Eén van mijn gedachten toen? Je was nog niet gedoopt! Ben ik gelovig? Ik ben dat ooit geweest, maar nu? Ik kan er eerlijk gezegd geen antwoord op geven. Maar je zou en moest gedoopt worden. Jouw doopjurkje dat ik al had, heb ik je niet kunnen aandoen. Enkel maar toen ik je in je kistje heb gelegd.
Donderdag, dokters praten op me in. Ze heeft geen menswaardig leven meer. Ga je haar in leven houden? Ik besef dat dit geen leven is voor haar, maar het is verdomme mijn dochter! Ik wil een tweede opinie. ’s Avonds mag ik naar een andere dokter. Voor ik vertrek vraagt de verpleegster of ik je nog even in mijn armen wil nemen. Daar lag je in mijn armen, nog steeds mijn perfect normaal wonder.
Opeens bewoog
je, was het een teken dat ik niet mocht vertrekken? Ik wil het graag geloven. De hele nacht aan je bedje gezeten. Mijn hoofd dreunt, niet wetend wat te doen. Ik wil jou niet kwijt! Maar soms ook het besef dat ik je al kwijt ben. Vrijdag, het moeilijkste wat ik ooit heb moeten doen. Ik maak van mijn hart een steen en beslis om jou te laten gaan. Was het een verkeerde beslissing? Ik zal het nooit weten.
Ik neem je in mijn armen, zonder buisjes, zonder slangen, juist jij en ik. In onze eigen wereld. En dan ben ik alleen, dan is er geen tijd meer.
Tijd, weet je wel, pijnlijk snel.
Eén week was nodig om razendsnel van mijn roze wolk te vallen in een donkere leegte. 12 jaar geleden vandaag, begon deze week, een week van hoop, immens verdriet, mijn laatste week met jou.
Nona, na 12 jaar kan ik het eindelijk eens neerpennen. Het bezorgde me tranen, maar het doet ook goed. Maar ik heb schrik. Schrik dat herinneringen gaan vervagen. Jouw geur, die zit in mijn lijf, ik kan die zo ophalen. Maar jouw kleertjes, jouw dekentjes in jouw kamertje, dat is allemaal vervlogen.
Ik mis je zo.